Zo is Jouke Jansma zanders altijd de baas – 5 snoekbaars technieken

15/01/2020
Zo is Jouke Jansma zanders altijd de baas – 5 snoekbaars technieken

Snoekbaars staat bekend als een mysterieuze rover, die soms erg moeilijk te vangen is. Op andere momenten krijg je wel eens het gevoel geeft dat je niks verkeerd kunt doen. Met deze 5 snoekbaars technieken van Jouke Jansma kun je ze bijna altijd de baas!

Door Jouke Jansma

Ik ben er van overtuigd dat op het ene moment de ene techniek werkt daar waar het de andere het laat afweten. De dag erna kan het andersom zijn. Niet alleen je (kunst)aas, maar zeer zeker ook de presentatie daarvan zijn vaak doorslaggevend.

De snoekbaars kan heel grillig in zijn gedrag zijn.

Zeker aan het eind van het seizoen als we richting de gesloten tijd gaan kan de keuze van je vistechniek het verschil zijn tussen wel en niet vangen. Hierbij 5 technieken. Heb je die onder de knie, dan kan het bijna niet meer misgaan.

 

TECHNIEK1 > Slepen met plugjes

Het ene voorjaar is het andere niet en daarom is het bijna elke dag weer zoeken naar waar de snoekbaars te vinden is. In een relatief warme nacht blijven ze vaak gewoon hangen op de paaiplaatsen, maar na een koude nacht trekken ze zich weer terug naar diepere stekken in de buurt. Zelfs gedurende een visdag komt dat regelmatig voor.

Met pluggen kun je heel snel zoeken waar de snoekbaars actief is.

Met behulp een flinke dieplopende plug met flink wat kogeltjes voor extra trillingen, die achter de boot worden gesleept kan in relatief korte tijd veel water worden afgevist. Bovendien kom je er redelijk snel achter waar en op welke diepte de actieve snoekbaars te vinden is. Ze zijn in deze tijd meestal al behoorlijk agressief. Soms pakken ze dan nog sneller iets wat snel langs komt dan iets wat langzaam voorbij hun neus zwemt.

Zeker op de kanalen is de snoekbaars bijna altijd dicht tegen of vaak zelfs op de bodem te vinden. Daarom is het niet verkeerd om de dieplopende pluggen met regelmaat even flink tegen de bodem te laten tikken. Dit kan natuurlijk alleen maar als daar niet al te veel vervelende obstakels liggen.

Het slepen met plugjes is wel meer een techniek voor het voorjaar en de zomer.

Om te voorkomen dat een plug snel aan de bodem blijft vastzitten, gebruiken we dieplopende exemplaren met een lange schoep. Een goede kunstaasredder om de boel weer los te kunnen trekken eigenlijk onontbeerlijk, want af en toe een obstakel haken, is bijna niet te voorkomen.

 

TECHNIEK2 >Verticalen 

Als de diepte waarop de snoekbaars actief in kaart is gebracht, is verticalen een goede optie, met name als de vis nog niet op de ondieptes ligt. Aangezien ik graag wat snelheid heb wordt het dan eerder diagonalen. Op die manier kun je relatief snel een groot stuk water afvissen.

Het verticalen is ideaal voor als de snoekbaars wat dieper zwemt.

Het is algemeen bekend dat snoekbaarzen zeker in deze tijd zijn uitgerust met een ‘kort lontje’ en daardoor licht ontvlambaar zijn. Daar moet dus gebruik van worden gemaakt. Dat kan op verschillende manieren. Shads met een schoepstaart maken nogal wat herrie onder water. Door ze met grote halen te vissen komen ze schokkend en kantelend omhoog en als ze weer richting bodem gaan, fungeert de staart als een soort parachute. Niks rustig optikken en lange glijvlucht maken, maar gewoon flinke klappen geven vanuit de hengeltop en grote sprongen laten maken die shad! De commotie die een dergelijke presentatie onder water teweegbrengt triggert vaak de actieve vissen.

Het is altijd weer even zoeken wat werkt voor de glasoog.

Ook maak ik graag gebruik van felle kleuren zoals geel, groen en roze. Ik heb het gevoel dat shads met deze kleuren de agressie nog meer aanwakkeren.

Als tegenstelling tegen dit geweld hang ik vaak een dood aasvisje aan de fireball in de speld van de steunhengel. Deze mag best een stukje boven de bodem hangen. Er zijn namelijk ook snoekbaarzen die daar de voorkeur aan geven.

 

TECHNIEK3 > Werpen met softbaits 

Als de vis op de ondieptes ligt, is verticalen niet direct de eerste optie, omdat een stek dan snel verstoord is. Ankeren of driften over dieper water, terwijl je werpt naar de ondieptes werkt dan een stuk beter.

Werpen op snoekbaars en dan met name op ondiepe stekken, zodat je ze niet snel afschrikt.

Hoewel je soms over een plaat van slechts een meter diep vist, gebruik ik toch altijd redelijk zware loodkopjes van rond de 15 gram. Met name een beetje snelheid attendeert de aanwezige vissen erop dat er iets aan de hand is. Ze reageren dan vaak vanuit een reflex. De shadjes hoeven niet al te groot te zijn, maar ook nu gebruik ik weer felle kleuren. Als het heel erg zonnig is, willen ook donkere kleuren als bruin en zwart nog wel eens goed zijn.

De shadjes vis ik in een flink tempo met grote stappen over de bodem. Ik gebruik daarvoor een spinhengel van 2,40 meter met een mooie topactie, die elk tikje registreert. Een felgekleurde hoofdlijn draagt ook bij aan het tijdig constateren van een aanbeet. Soms zie je de aanbeet al voor je hem voelt, met name als een vis er van achteren overheen schuift.

 

TECHNIEK4 > Op de sleep

Op sommige wateren wordt erg veel met softbaits gevist en is sprake van dressuur. Je kunt er dan voor kiezen om actief met een dode aasvis te vissen Zeker op de ondiepe platen sleep ik alleen een schuifloodje, meestal een lichte Arlesy bomb, op de hoofdlijn. De gewichten variëren van ongeveer 5 tot 15 gram. Dit lood blijft ruim 50 cm vanaf de haak door middel van een stoppertje dat geknoopt is van bijvoorbeeld een stukje ventielslang. Aan het eind van de hoofdlijn wordt de enkele haak bevestigd.

Tja, die fireball kan ook killing zijn!

Om de relatief zachte aasvis goed te kunnen werpen, wordt gebruik gemaakt van een parabolische hengel met een lengte tussen de 2 en 2,50 meter. Een lichte molen met een goede slip en een dunne dyneemalijn completeren het geheel. Vaak gebruik ik wel een onderlijntje van fluorocarbon, waaraan de haak wordt bevestigd.

Aasvis of kunstaas. Soms kan het een wereld van verschil zijn.

Afhankelijk van de situatie wordt de dode aasvis of het stukje vis uiterst langzaam of iets sneller binnengevist. Variëren hierin is wel belangrijk om er achter te komen welke presentatie op dat moment de voorkeur heeft.

Dit binnenvissen kan zowel met een naar het water wijzende als een iets omhoog wijzende top gebeuren, afhankelijk of je een talud op of af vist. Bij het binnenvissen kan een aanbeet op de hengeltop worden gevoeld, maar ik hou liever de lijn tussen duim en wijsvinger om de aanbeet snel te kunnen registreren. Bij een aanbeet wordt de lijn vrijgegeven en na korte tijd – waarin de vis ‘wegloopt’- kun je de haak zetten door middel van een ferme tik met de hengeltop. Zeker als er niet teveel wind is, is dit een prachtige manier om te vissen.

 

TECHNIEK5 > Onder de pen

Veel snoekbaarsvissers vissen in het voorjaar graag onder de pen. Dat is ook logisch, want op deze wijze kan een dood aasvisje uitermate secuur over een stek worden gestuurd. Bovendien is er niets spannender dan de lange antenne even op te zien wippen om vervolgens langzaam weg te zien lopen om onder water te verdwijnen.

Misschien wel de mooiste snoekbaarsvisserij!

Door de dobber zo uit te loden dat een aasvisje net boven de bodem over een plateau wordt meegenomen door de wind of de stroming, kan een flink gebied worden afgezocht. Onder een slanke pen kunnen op een kleine halve meter van de haak een paar loodhagels worden geknepen waarmee de pen mooi stabiel wordt uitgelood. Door goed te peilen kun je tevens zorgen dat het visje ook op het diepste gedeelte van de stek in de buurt van de bodem blijft.

Ooit wel eens gehoord van Hoempie Ploempie 😛

Soms wil je echter je dode aasvis actief aanbieden. Daarvoor is in een ver verleden al een speciale dobber ontwikkeld met een prachtige naam; de Hoempie Ploempie. Dit is een schuifdobber met twee drijflichamen en een ovale top. Het centrale drijflichaam is behoorlijk wat groter dan het tweede drijflichaam dat hier enkele centimeters boven zit.

Het drijfvermogen van de dobber zit meestal tussen 4 en 7 gram. Bij het uitloden worden zoveel loodhagels gebruikt dat alleen een deel van de ovale top van de dobber nog boven water uitkomt. Het onderste en lichtste loodje zet ik zo’n 20 tot 30 cm boven de haak op de lijn en de andere loodjes daarboven met steeds ongeveer gelijke afstand.

Het binnenvissen van deze dobber gebeurt door middel van korte tikjes uit de top van de  hengel. De dobber komt hierbij tot het centrale drijflichaam uit het water. Als daarna iets wordt meegegeven zakt de  dobber weer terug in het water. De meeste aanbeten komen tijdens het terugzakken van de dobber.

Tot zover deze 5 techniek. Natuurlijk zijn er nog meer zoals het vissen met de Carolina rig, het dropshotten en pelagisch vissen op grote snoekbaars. Met deze 5 technieken van Jouke kom je al een heel eind 🙂